De Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar (1940) heeft een merkwaardige verhouding tot zijn land. Hij is kritisch en betrokken, maar ook afstandelijk; woonde er wel en woonde er niet. Dit boek is het derde in een reeks zelfportretten na 'Jongensjaren' (1997) en 'Portret van een jongenman' (2002). Coetzee laat in deze roman na zijn dood een jonge Engelse biograaf bekenden van hem interviewen voor een biografie. De geïnterviewden zijn kritisch, ze hebben hem veel te verwijten. Het onbegrip van Zuid-Afrika voor Coetzee en van Coetzee voor zijn land spat er vanaf. Het dilemma van de auteur, je overgeven aan je land of kritisch afstand houden, wordt belichaamd in zijn verhouding tot zijn vader. Hoewel het boek soms erg geestig is, word je er niet vrolijk van. Dilemma's leiden tot onbevredigende keuzes, echt goed kun je het nooit doen. Dit is een cruciaal boek voor de interpretatie van Coetzees oeuvre. Het is soepel vertaald, het leest als een spannend verhaal en geeft veel stof tot denken. Coetzee is een groot schrijver. Gebonden; kleine druk.