De auteur (1969) is een jonge weduwe, die over de plotselinge dood van haar man schrijft en de verwerking hiervan. Na een uitgebreide studie over verlies en rouwverwerking begon zij een eigen praktijk als rouwcoach. Op redelijk nuchtere toon vertelt ze het verhaal van haarzelf en haar man Alexander. Die twee hielden echt van elkaar. Zijn dood door hartstilstand was een klap. Dat komt goed over, juist omdat ze er zo nuchter over schrijft. Het stel had geen kinderen. Om duidelijker het verschil in verdriet te laten zien tussen wel of geen kinderen hebben, haalt de schrijfster ook uitspraken van weduwen met kinderen aan. Ze geeft een lijst van goedbedoelde 'troostwoorden' uit de omgeving, die zo fout kunnen overkomen bij mensen met rouwverdriet. Verder manieren om rouw beter te kunnen verwerken. En adviezen voor bijvoorbeeld de feestdagen. Hier en daar staan er tekeningen in kleur tussen de tekst. Achterin een lijst van boeken over het onderwerp. Vooral jongere weduwen (en weduwnaars) kunnen er iets aan hebben, al gaan de adviezen uiteraard niet voor iedereen op.