Een jongen van zestien pleegt suïcide. Zijn moeder, een schrijfster, gaat een dialoog aan met hem, waarin de persoonlijkheden van hen allebei op heel eigen wijze naar voren komen. Allebei houden ze van literatuur, van spelen met woorden en van nieuwe woorden maken. Ze grijpen terug naar herinneringen, maar ook het heden speelt een rol. De moeder is net verhuisd, wat nog een dimensie toevoegt aan haar ontheemd zijn na de dood van haar zoon. Vaak is de toon van de jongen plagerig, soms aanvallend, soms geestig. Het intense verdriet van de moeder komt schrijnend naar voren. Een dialoog tussen een jongen die dood is en zijn moeder die leeft is misschien een vreemd concept maar het werkt in dit boek omdat de schrijfster beide stemmen overtuigend weergeeft en nooit vervalt tot sentimentaliteit. Dit is geen gemakkelijk boek. De gedachten van beide personages zijn soms filosofisch en veel van de woorden die ze gebruiken zijn verre van gewoon. Maar het is wel een aangrijpend boek voor degene die de moeite wil nemen dit te lezen. De auteur (1972) heeft voor eerder werk meerdere prijzen gewonnen.