De auteur sprak met vijftien vrouwen die hun partner verloren. Ze ordende hun verhalen onder verschillende, gevarieerde noemers; de cesuur die het overlijden in hun leven aanbracht, de confrontatie met de buitenwereld, of: verhuizen of niet? Het in de derde persoon opschrijven van de verhalen maakt dat de auteur op onderdelen fijntjes, ter ondersteuning, een persoonlijke inkleuring kan geven. Ook voegt zij - zelf geen weduwe - aan elk hoofdstuk persoonlijke bespiegelingen toe. Beide werken goed. Elk rouwproces is uniek, blijkt uit de interviews, maar tegelijk zijn er veel overeenkomsten, die inzicht en troost kunnen geven. De vrouwen hebben gemeenschappelijk dat ze allen werk(t)en, veelal goed opgeleid zijn, veel mensen kennen. Dat zal niet voor elke lezer opgaan. De schrijfstijl en de taal zijn vloeiend en eigentijds, soms bijna spreektaal, hier en daar wat wijdlopig en, zoals in hoofdstuk - zelfs: Een nieuwe liefde, wat babbelig. Maar hoe dan ook is de bundel interessant en opbeurend, voor vrouwen die weduwen - in de titel is het een werkwoord - en ook informatief voor naasten.