Ah Hock, kleinzoon van Chinese immigranten, groeit op in een Maleisisch vissersdorpje. Dromend van een succesrijke toekomst vertrekt hij naar Kuala Lumpur. Na diverse baantjes komt hij terecht in een viskwekerij, waar hij carrière maakt. Hij vindt een vrouw en koopt een huis. Op een dag worden alle Bengaalse gastarbeiders tegelijk ziek: cholera. Om zijn eigen baan veilig te stellen moet hij zo snel mogelijk vervanging vinden. Zijn jeugdvriend Keong - drugshandelaar en pooier - kan hem uit de brand helpen, maar diens plannen lopen mis, wat culmineert in een moord. Ah Hock vertelt zijn verhaal na een lange gevangenisstraf aan een journaliste. Het geeft een beeld van de veranderende wereld, van armoede en ongelijkheid, van milieuvervuiling en illegaliteit, gezien door niet-westerse ogen. Waar de journaliste zich opwindt, ziet Ah Hock alles als lotsbestemming. Het verhaal is soms wat langdradig en taai, ook door de volle bladspiegel. Belangwekkend om 'onze' problemen eens van een andere kant te bekijken. Woorden in Maleis en Cantonees worden niet vertaald maar de betekenis blijkt uit de context. De auteur (1971) biedt een tegenwicht aan de moderne mythe van Crazy Rich Asians. Zijn vorige boeken wonnen veel prijzen en zijn in vele talen vertaald.