De jonge Brit Callum vraagt zijn Duitse grootvader hoe het was om in de Tweede Wereldoorlog aan de verkeerde kant te vechten, een vraag die met geïrriteerd stilzwijgen wordt beantwoord. Maar na de dood van zijn grootvader wordt een lange brief aan deze kleinzoon gevonden, waarin hij zijn oorlogservaringen beschrijft en dan vooral de terugtocht uit Rusland na de nederlaag bij Stalingrad. Het was aan voettocht van een paar duizend kilometer vol ontberingen en gevaren van gewone soldaten met getuigenissen van gruweldaden door Duitsers en partizanen. Van discipline is geen sprake meer. Het half verhongerde groepje mannen waartoe de grootvader behoorde, doodt zelfs leden van de militaire politie om aan eten te komen. Onderweg zijn ze regelmatig getuigen van gruwelijkheden. Het is een zeldzaam aangrijpend verhaal en zo realistisch dat men zich afvraagt hoe een Brit zich zo in kan leven in de psyche van een Duitser. Uiteraard komen ook de politieke verhoudingen in Duitsland, het nazisme en de persoon van Hitler aan bod. Ook hierdoor is dit een buitengewoon belangwekkende roman.