Dit werk is ‘een voluptueus biografies visiedocument met intermezzo’s en af en toe een gedicht’, aldus de bekroonde dichter (1974) en Dichter des Vaderlands (2019). In ‘Ik wil niet altijd strijden over gelijk en ongelijk’ over wetsregels rond prikkeldraad: ‘(...) dat mag dan weer wel’ (...), ‘gebroken glas en prikkeldraad...waar je als klein kind misschien wel eens je handen aan hebt opengehaald.’ Het ongetitelde 4-strofische openingsgedicht is een poëtisch statement: ‘niet naar je handen kijken/onder het wateroppervlak van de groene rivier/ze helpen je uit de droom wij zijn een bende/’. In ‘left unchecked capitalism will ruin human relationships forever’ is de dichter: ‘in spûns/ ik moat derom tinke/dat ik my ôfslút/’ Portretgedichten in ‘Een lieve vrouw was je moeder en een botte borstrok’, rake vertellingen van bewoners van Friese zorginstellingen: `In ‘Wanneer ik zondagsavonds thuiskwam’: ‘Aan endeldarmkanker is ze gestorven/ Ze lieten je uitleven toen.’ In ‘President Klaske’, ...) ‘een Noorse trui die zo stijf gebreid was dat je hem rechtop/ in de hoek van de kamer kon zetten.’