Johan van Cauwenberge (1949, Geraardsbergen) speelde lang een actieve en ook brede rol in het Vlaamse culturele leven. Hij was o.a. radioman, docent kunstkritiek en auteur van monografieën. In pakweg 40 jaar schreef hij elf dichtbundels, gevolgd door verspreide en ongepubliceerde gedichten. Een selectie uit de bundels staat in deze bloemlezing. Patrick Lateur schreef een inleiding die een essay op zich is, met boeiende uitspraken die je de betreffende gedichten of reeksen al meteen doen zoeken. Terecht wijst hij op het belang van tijd (cultuurtijden glijden soms in elkaar), liefde en kunst in Van Cauwenberges oeuvre. De dichter, vaardig in zowel het kleine als het grote gebaar, steunt op een bonte woordenschat en een expressieve zegging: 'De vloer stonk naar trappist van 't vat / morsig gemengd met frisgespuwde pruimensappen'. De kwaliteit loopt echter om diverse redenen uiteen. Hoewel iedereen wel iets van z'n gading in dit werk vindt, zal de ervaren lezer pas echt in voldoende mate de verbanden en diepere betekenissen ontdekken die erin gestopt zijn. Gelukkig blijven sommige raadsels in stand!