De Baskische auteur (1970) studeerde Baskische taal- en letterkunde. Hij publiceert poëzie, romans, toneelwerk en jeugdboeken. Deze roman, zijn tweede, is het best te karakteriseren als een combinatie van documentaire en geromantiseerde biografie, met ruimte voor anekdotes, bespiegelingen en historische schetsen. Aanvankelijk lijkt het boek te gaan over de Baskische kinderen die tijdens de Spaanse Burgeroorlog onder meer in België werden opgevangen (1937). Maar algauw blijkt dat deze episode nadruk heeft gekregen omdat zij belangrijk is geweest in het leven van de Gentse dichter, journalist, vertaler en verzetsman Robert Mussche (1912-1945). Mede aan de hand van archiefstukken van Mussche's kleindochter, wordt zijn levensloop belicht, met zijn vriendschap met John Daisne, zijn platonische relaties, zijn korte geluk als echtgenoot en vader voordat hij in Neuengamme belandt en vlak vóór de bevrijding omkomt bij een geallieerdenbombardement. Een empatisch boek met weinig focus, maar wel met onvergetelijke bladzijden over vriendschap, rouwverwerking en doodsverlangen.