Nu weet ik het zeker, ik ben een wilde zalm. In een zoete beek begon ik mijn tocht. Tegen de stroom in. Meer dan drieduizend kilometer legde ik af. Leeg landden we in dit landje aan zee. Hier vond ik alles. Frietjes met choco. Giechelen en voetballen met klasgenoten. Een lachende papa, een leuk huis met warm water en zonder kogelgaten. Nu moet ik plots weg. Een goed rapport was niet genoeg. Mijn perfecte Nederlands ook niet. Ik moet terug naar een land waarvan ik de taal en de mensen niet ken. Kijk me aan, zie me staan, een gevaarlijke, wilde zalm.