Kees 't Hart (1944) heeft al een lange lijst romans, essays, verhalen en gedichten op zijn naam staan. In zijn werk beschrijft hij het wel en wee van zijn protagonisten op milde, ironische wijze. Dat doet hij ook in deze verhalenbundel. De negentien verhalen, voor een deel eerder gepubliceerd, lijken op het eerste gezicht recht-toe-recht-aan beschrijvingen. Vaak gaat het om autobiografische gebeurtenissen die bij nadere bestudering misschien toch niet zo autobiografisch zijn als ze lijken. Allerlei normale zaken lijken een absurde kant te hebben. De auteur weet de lezer op vakkundige wijze op het verkeerde been te zetten: de verteller beschrijft dit, maar is de verteller wel zo betrouwbaar? Met deze bundel probeert 't Hart dan ook de lezer na te laten denken over de manier waarop wij op onze waarneming vertrouwen en in hoeverre dat vertrouwen terecht is.