De Silezische familie Carl en Martha Strebel en hun zes kinderen wonen in Gliwice, ten westen van Krakau in Opper-Silezië. Het is 1921, het einde van de Eerste Wereldoorlog, Gliwice hoort afwisselend bij Duitsland, dan weer bij Polen. De gevolgen van de oorlog zijn groot: armoede, politieke onrust, er heerst angst, verwarring en onzekerheid. De kloof tussen Duitsers en Polen groeit, het nationaalsocialisme wint aan kracht. Carl is spoorwegbeambte, Martha verzorgt de kinderen, ze hebben het goed. Dan ontstaat er binnen het gezin een conflict tussen twee zonen, Konrad en Heinrich. Konrad trouwt met een Poolse vrouw en Heinrich raakt betrokken bij de NSDAP. Een ontroerende familiesaga die begint in 1921 met de verdeling van Silezië, verslag doet van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en eindigt bij de jaren '60. Zeer goed gedocumenteerd en voorzien van kaarten van de regio. Tevens een lijst van personages en tijdschema van de belangrijkste historische gebeurtenissen. Vloeiend geschreven, met boeiende karakters. Voor lezers die geïnteresseerd zijn in een familieroman met historische achtergrond.