Dit goed geschreven boek speelt zich af in Den Haag en vooral in Arnhem tussen december 1956 en augustus 1957. De hoofdpersonen zijn Hugo Sprenger, werkzaam op het Arnhemse Stadsarchief, diens vrouw Paula en hun 17-jarige dochter Noortje. Hun huwelijk is niet gebaseerd op liefde. Ook Noortje vindt geen geborgenheid, zeker niet bij haar overheersende, soms wat hysterische moeder. Het boek is verdeeld in drie delen van resp. 22, 27 en 22 ongetitelde hoofdstukken. De Proloog speelt zich ruim twintig jaar later af (Noortje heeft dan zelf een dochter van ca. 17 jaar, haar man (wie?) en ouders zijn dan inmiddels gestorven, hoe en waaraan wordt niet duidelijk); het begin van de Epiloog sluit hierbij aan, voor de rest zijn we weer in 1957. Het verhaal, met veel flashbacks, wordt verteld vanuit de optiek van Hugo, Paula en Noortje. Een droefgeestig boek, waarin dood, jaloezie en moedwillige verlating, ook m.b.t. de bijfiguren, een grote rol spelen. De tijdssfeer wordt vooral door details opgeroepen, niet door het verhaal zelf. De derde druk werd door de auteur herzien. Vrij kleine druk.