De boeiende, want onbetrouwbare hoofdpersoon in dit indrukwekkend en bekroonde debuut van de Oostenrijkse auteur (1987) is de 25-jarige intelligente, manische en geestelijk getroebleerde Eva Gruber. Net opgenomen in de Weense psychiatrische inrichting Otto Wagner Spital (het vroegere Wiener Steinhof, bekend uit Wittgensteins Neffe van Thomas Bernard) beweert ze met narcistisch elan dat ze een klas met kinderen vermoord heeft en dat zij en haar broer in haar jeugd door haar vader misbruikt zijn. Maar klopt dat wel? Die broer, die anorectisch is, blijkt daar ook te zitten, maar wil niets met haar te maken hebben. Is ze zelf gevaarlijk? De komst van de moeder zet alles nog meer onder druk, zeker als Eva het plan opvat om samen met haar broer te ontsnappen en wraak op hun vader te nemen. De spanning zit hem in het ongewisse omtrent wat er nu echt waar is van de humoristische, niets ontziend eerlijke en cynische gedachten van Eva en in haar gesprekken met psychiater Korber. De auteur speelt handig met literaire genres en motieven en is via Eva even brutaal en verfrissend maatschappijkritisch als Elfriede Jelinek. Won meerdere prijzen waaronder de Oostenrijke Boekprijs voor beste debuut en stond op de longlist van de Deutscher Buchpreis.