Esther en Kristinia zijn tweelingzusjes. Ze zijn aan het eind van de Tweede Wereldoorlog geboren in een warm, muzikaal gezin. Eerst volgen enkele hoofdstukken over hun jeugd. Al snel blijkt Esther zelfverzekerd, tegen het hooghartige aan en Kristinia verlegen en bescheiden. Esther wordt een bekende celliste en kiest vooral voor zichzelf en een beetje voor Gerard. Kristinia speelt aardig viool en is getrouwd met Peter. Esther is in verwachting van een kindje met het syndroom van Down. Zij kan dit niet aan en geeft haar dochtertje Sophie als baby aan Kristinia, die graag kinderen wil maar deze niet krijgt. Enkele cursief gedrukte hoofdstukken gaan over het huidige leven van de zeventigjarige zusjes. Het christendom speelt een kleine rol, antroposofie een iets grotere, evenals muziek en het genieten daarvan. De schrijfstijl is wat ouderwets en staccato, maar past goed bij de sfeer van het verhaal. Victoria Schuurman (1945) was geschiedenisdocente en amateur-violiste. Zij heeft een dochter met Downsyndroom over wie zij het boek ‘Beatrijs’ (2012) schreef.