De dichter (in dit geval de ik) kijkt naar zijn oudere zus, die een beperking heeft door een fout van de artsen: en 'nu is zij een puzzel waar een stuk ontbreekt'. 'Laat haar hand nooit los, zei moeder'; en ze gingen samen naar het strand: 'nergens werden we meer bekeken, nergens werden we meer verdreven'... 'ze bleef het troeteldier, maar onze leiband knelde'. In Puzzelstukken dicht hij over kinderen en mensen met een beperking; 'ontstemde snaar'; 'verloren moeders'; ongewenste vaders'. In Wrakhout dicht hij over zijn oude moeder: 'het meisje dat ik graag gekend had voor ze mijn moeder werd'; 'ze schudt klein het hoofd, in de jaarringen van de opgedroogde hals'. In Achter vrouwentongen beschrijft hij zijn opgroeien in gezin met leiband. In 'ik word slak' over zijn verhuizing. En dan eindigt de bundel met een Envoi, een terugblik zoals de rederijkers ooit. 'Twee uur per maand komen wij van je houden.' Een zeer invoelende bundel. Toegankelijk en herkenbaar. Respectvol. Mooi van taal. Derde bundel van Vlaamse dichter met veel waardering alom.