Na de dood van haar moeder wordt Hester Falliaert door haar vader, koopman in Haarlem, naar zijn zwager in Leiden gestuurd, die het begaafde kind in zijn schildersatelier opleidt. Maar omdat het Lucasgilde in Leiden geen vrouwen accepteert, kan ze zelf geen atelier beginnen en dus gaat ze na een mislukte liefde in 1635 terug naar Haarlem, waar haar vader tevergeefs probeert haar te koppelen aan een collega. Ze vraagt Judith Leyster, de enige Haarlemse schilderes met eigen atelier, of ze bij haar mag werken. Als Hesters vader sterft aan de pest en schulden nalaat wordt zijn huis verkocht en neemt Leyster Hester in huis. Maar in 1636 trouwt Leyster en verhuist naar Amsterdam. Dan neemt Hester het aanzoek aan van de schilder Christiaan. Met dramatische gevolgen. Deze boeiende vierde historische roman van de voormalige taaltrainer (1966) die Italiaanse taal- en letterkunde studeerde, is heel prettig leesbaar door een goed opgebouwde plot met een verrassende ontknoping, een heel verrassend, aannemelijk slot en een levendig, goed tijdsbeeld.