In Nederland werden vanaf de dertiende eeuw hofjes gesticht door weldoeners als huisvesting voor minderbedeelden. In de loop van de negentiende eeuw ontstonden er nieuwe vormen van sociale woningbouw, onder invloed van de opkomende industrialisatie en nam het belang van hofjes af. Over deze overgangsfase (negentiende eeuw en het eerste deel van de twintigste eeuw) gaat dit boek. Het beschrijft kort de sociaaleconomische ontwikkelingen uit de periode en laat aan de hand van veel voorbeelden zien hoe dit van invloed was op diverse hofjes. Kingma beschrijft hoe in de Franse tijd het armenzorgstelsel werd herzien, waardoor het stichten van hofjes minder aantrekkelijk werd. Pas na 1850 groeide de belangstelling daarvoor weer. In die periode ontstonden ook de zogenoemde exploitatiehofjes, bedoeld om zoveel mogelijk geld mee te verdienen. De Woningwet uit 1901 maakte daar een eind aan. De architectuur komt pas in het laatste hoofdstuk aan bod. Met voorbeelden uit het hele land. Een aantal hofjes wordt uitgebreid toegelicht, onder meer uit Den Haag, Rotterdam, Groningen, Akkrum en Wormerveer. Met foto's, voornamelijk in zwart-wit.