Bundel van twee dichters (LCM en SvdH) met elk hun eigen stijl en dynamiek. Onder de afdelingstitels 'Tot zij godin is' en 'Wie zal ons bewaren ' soleren ze, onder 'Ik ben het die wegsluipt' en 'Tot ze koud is' schrijven ze naast elkaar: sensueel, gepassioneerd, lyrisch en duister. 'Het verleden, een bliksemschicht die het donker splijt in dromen / als eilanden waar de goden janken.' (SvdH) 'Nachtdier '(SvdH) gaat over twee soorten 'voorbij' in betaalde liefde: 'de ochtend spoelt mannen aan / in de vouwen van hun kleren, haar geur / haastig weggehangen'. Vervolgens in 'Het raam voorbij' (LCM) 'de lege barkruk, de verloren liefdes. / achter de rimpels, verleidt de stoeipoes van jaren'. Er is extase, verlangen, spijt: 'spoelt, met het drijfzand van het verloren paradijs / zijn verkleumde eiwit weg' (LCM), en bezinning: 'te oud om de liefde te betreuren / speel ik enkel nog in blessuretijd' (SvdH). In 'Kindhuwelijk' (LCM): 'oude handen wachten op het onvolgroeide lichaam / tot ze bloedt (...)' in het ernaast geschreven 'Tussenmoeders': 'ze leggen kinderen op de grond / om handen te openen.' (SvdH). Verzorgde uitgave, 55 blz.