Nadat ze bij een overval een hoofdwond heeft opgelopen, raakt Frieda Bloom verslaafd aan morfine en wordt ze ontslagen als onderzoekster bij bonobo's. Ze vindt werk bij een particuliere dierentuin. Daar wordt een uitgemergelde, gewonde Siberische tijgerin binnengebracht voor een fok- en herintroductieprogramma. Diep in de wouden van de Russische taiga is ook een conservatieprogramma voor tijgers opgestart, dat de levens van verschillende mensen zal veranderen, vooral dat van Zina, die al sinds haar vroege jeugd met haar moeder in het bos woont, ver van de hedendaagse wereld. Uiteindelijk leren we de geschiedenis van de tijgerin en van de mensen kennen, en komen de Britse en de Russische verhaallijn prachtig samen. Het boek geeft veel informatie over de natuurlijke habitat van de tijgers en de manier waarop de inheemse bevolking (de Oedegeïers) daarmee omgaat. Tegelijk is het een poëtische roman over de helende kracht van de natuur. De auteur (1968) woont in Schotland en heeft o.a. in een dierentuin gewerkt. Ze schreef vier poëziebundels en de roman Larchfield, over W. H. Auden.