In veel prentenboeken krijgt de eenhoorn een belangrijke rol, en ook in dit boek, maar deze eenhoorn is heel erg klein. Zo klein dat hij door zijn broers en zussen zelfs als schaakstuk gebruikt wordt. Alles is voor hem enorm groot, zoals het kasteel waar zijn familie woont en de treden van de trap. En meedoen met het springen in de slotgracht is er voor hem niet bij, want volgens zijn broer maakt een kauwgombal een grotere plons dan hij kan maken. De kleine eenhoorn rent weg van het kasteel en ontmoet dan een bijzonder kleine kabouter, die boos op hem is, omdat hij op zijn auto schijnt te gaan staan. Er zijn dus nog kleinere wezens. Aantrekkelijk prentenboek, met een duidelijk structuur. Langzaam wordt toegewerkt naar het gegeven dat welke grootte iemand ook heeft, hij of zij altijd bijzonder is. Op de illustraties in krijtpastel vullen de gezichtsuitdrukkingen en visuele grappen de tekst perfect aan, waardoor tekst en beeld één geheel worden. De illustrator maakt goed gebruik van de kleuren, die ook bepaalde elementen extra accentueren, zoals de neus en handen van de vrouwelijke kabouter. Vanaf ca. 4 jaar.