'De tao waarover men kan spreken, is niet de eeuwige tao.' Dit is de beroemde openingszin van de Dao De Jing. Zowel de Chinese wijsgeren Lao Zi (grondlegger van het taoïsme) als Zhuang Zi gaan ervanuit dat 'de tao' letterlijk alles in het universum aanduidt van hoog tot laag, van complex tot enkelvoudig. Het ziet af van ieder bewust na te streven doelstelling en geeft geen invulling van de 'juiste weg'. Hoogstens kan men door met de stroom mee te gaan het punt in de stroom vinden, waardoor men buiten de orde van het bestaande komt te staan. Centrale gedachten in het taoïsme zijn 'wu wei' (niets doen) of 'wei wu wei' (het beoefenen van het niets doen). In deze gedegen filosofische inleiding geeft de schrijfster een wetenschappelijke benadering van de basisteksten. Zij legt hierbij eigen accenten en interpretaties. Zo stelt zij het lichaam centraal en legt verbanden met de basisideeën uit de Chinese geneeskunde. Het boek is het eerste deel in een inleidende reeks Oosterse filosofie. Bevat een uitgebreide bibliografie. Met bibliografie. Kleine druk. Bevat nieuwe, interessante gezichtspunten over het taoïsme.