Verhaal over de vriendschap tussen twee jongens in het politiek onrustige Ceylon (nu Sri Lanka) van 1964. Een van de jongens, Kairo, vertelt het verhaal in retrospectief. De scholen zijn tijdelijk gesloten, Kairo zwerft wat rond met zijn fiets. Zijn beide ouders werken. Zijn vader, ambtenaar, heeft communistische ideeën maar gokt stiekem op paarden. Kairo ontmoet de paar jaar oudere Jay, afkomstig uit een zeer welgestelde familie. Al gauw zijn ze onafscheidelijk. Jay vangt vogels, draagt een mes, houdt van gevaarlijke spelletjes. Kairo is zachtmoediger, maar leert via Jay een andere wereld kennen, zijn grenzen verleggen en zijn eigen grenzen trekken. Sfeervol coming-of-age verhaal, met een tragisch, abrupt einde. Geeft een mooi psychologisch portret van beide jongens, hun zo verschillende milieus, met als achtergrond het onrustige Ceylon. Door het verhaal heen lopen als een rode draad de vogels. De auteur bracht zijn vroege jeugd in Sri Lanka door en woont nu in Londen. Zijn eerste roman, 'Reef', stond op de shortlist voor de Booker Prize 1994.