Sami groeit in de jaren '80 op in een groot levendig gezin in de Syrische stad Homs. Onderwijs krijgt hij thuis en als zijn vader een computer koopt raakt hij steeds meer geïnteresseerd in ICT en internet en wordt hij al jong internetondernemer. Maar als na de dood van de Syrische president al-Assad diens zoon Bashar hem in 2000 opvolgt komt Syrië terecht in een burgeroorlog. Sami wordt opgeroepen voor militaire dienst maar voelt daar niets voor. Hij meldt zich niet, wordt opgepakt, gemarteld en gedwongen cartograaf te worden: hij moet kaarten maken waarmee het leger burgers kan doden. Al houdt hem dat weg van het strijdtoneel, hij besluit te deserteren en gaat terug naar Homs, waar hij en zijn vriendin veel gruwelijks meemaken, tot hij kan vluchten naar Libanon. De Zweedse journaliste debuteert onder pseudoniem met deze, nu (goed) in het Engels vertaalde roman, waarin ze knap de ervaringen verwerkt van de man die model stond voor Sami en met wie ze in Parijs woont. Het aangrijpende, indringende relaas over de burgeroorlog in Syrië vraagt van de lezer wel interesse in het Midden-Oosten.