Sporen van transcendentie

Sporen van transcendentie

    Mediumsoort
    Boek
    ISBN
    9789463710497
    Verschijningsdatum
    Jaar van uitgave
    2018
    Taal
    Nederlands
    Categorie
    Non-Fictie
    Leeftijdsgroep
    Volwassenen
    SISO
    157.2 - Werken over filosofen; afzonderlijk
    Moeilijkheidsgraad
    Moeilijk
    Reeks/Serie
    Filosofiegewijs; nr. 3
    Uitgever
    Gompel&Svacina
    Aantal pagina's
    92 pagina's
    Uitvoering boek
    Garenloos
    Hoogte
    241
    Breedte
    160
    Aantal banden
    1
    Bestelnummer
    2018315530
    NUR code
    731

    Aanschafinformatie

    De auteur bespreekt Jaspers voorstel over de mogelijkheid van transcendentie-filosofie. Eerst worden een biografie gegeven en een overzicht van de achtergrond van Jaspers’ denken, waarin Kant, Kierkegaard en Nietzsche worden gepresenteerd. Bij Kant is het Ding aan zich niet te kennen, dus: metafysica is epistemologisch onmogelijk. In Kants ethiek heeft het subject een vrijheid, die eventueel metafysisch te noemen is. Bij Kierkegaard en Nietzsche valt de metafysica buiten de rede en komt uit bij God (K.) of het niets (N.). Jaspers wil rede en ervaring bij elkaar houden en zoekt naar metafysica in dat wat daarboven uitgaat. Dat zou wijsgerig geloof kunnen zijn. Transcendentie moet niet 'verdingelijkt' worden, maar de filosoof kan een sprong buiten het denken niet maken. Hier lijdt het denken schipbreuk. Het schipbreuklijden zelf, via beide routes, brengt een mens bij het uithouden van de afwezigheid van het absolute: daar schemert de transcendentie door. Maar die transcendentie is noch formeel benoembaar noch existentieel ervaarbaar. Wat voorhanden blijft, zijn raadsels, chiffres, die mogelijk verwijzen naar transcendentie. Deze immanente transcendentie is in symbolen te zien, geheimschrift, wonder. Voor filosofisch geoefende lezers een helder geformuleerde studie.

    Uitgeversinformatie

    Als een voorname vertegenwoordiger van de twintigste-eeuwse existentiefilosofie heeft de Duitse filosoof Karl Jaspers (1883-1969) als weinig anderen de crises van het moderne denken en bestaan verwoord en geduid. Daarbij stelt hij heel nadrukkelijk de vraag wat de filosofie - in het bijzonder de metafysica - in de moderniteit nog kan betekenen. Hij staat sceptisch tegenover de moelijkheid van iedere (systematische) kennis en wijst voortdurend op de onoplosbare gespletenheid van het moderne leven. Maar tegelijkertijd laat hij zien hoe zich juist in die begrenzing en gebrokenheid óók de mogelijkheid van authentiek mens-zijn en transcendentie openbaart.
    In deze verhandeling worden die mogelijkheden verkend en worden de grondmotieven en hoofdthema's van Jaspers' werk uiteengezet in hun historische en wijsgerige context.