In Carthago Nova (het huidige Spaanse Cartagena) groeit rond het jaar 400 een jongetje op rond de keuken en de achtertuin van een café-restaurant annex bordeel. Niemand weet wie zijn ouders zijn, waar hij vandaan komt en hoe oud hij is. Als oude man schrijft hij zijn herinneringen op aan zijn jeugd. Het personeel (tot slaafgemaakten) en het etablissement vormen aanvankelijk zijn hele wereld en hij begrijpt nog niet wat voor werk de vijf ‘wolven’ boven doen. Dat verandert snel, zeker als hij zelf mee moet gaan doen. De schrijver creëert een boeiend en overtuigend beeld van de Romeinse samenleving, de situatie van slaafgemaakten, de hypocrisie van de kerkelijke clerus en andere sociale misstanden. Medemenselijkheid, liefde en oprechtheid vindt men bij de slaafgemaakten die tot prostitutie zijn gedwongen en slachtoffer zijn van rijke eigenaren en van de van drank en seks bezeten klanten. Het boek is een echte ‘page turner’, verrassend, soms schokkend, maar altijd gezien door de ogen van de ondanks alles optimistische hoofdpersoon; met als toegift een verrassend einde.