Het is 1934. De 12-jarige Arie woont in een dorp aan de grens met België. Zijn moeder is lang geleden overleden en Arie woont met zijn vader en zijn verstandelijk beperkte zus Nelleke (14) bij zijn oma, in haar oude huisje. Omdat vader Corneel werkloos en dus arm is, smokkelt hij boter naar België. Arie wil dolgraag mee als voorloper, maar oma wil daar niets van weten. Zonder haar medeweten gaan vader en hij echter op een zondagmiddag op pad, alleen verloopt dat anders dan ze hadden gedacht. Het verhaal is in een eenvoudige schrijfstijl en met weinig verbeeldingskracht geschreven. Met deze uitgave wordt een weinig eerder beschreven deel van de geschiedenis uitgelicht voor basisschoolkinderen, waarbij nieuwe woorden als Grote Oorlog, dodendraad, commies en pungel tot leven komen. Het verhaal had echter spannender gekund dan het nu is geworden. Het eindigt daarnaast ook wel erg wensvervullend. Er zijn geen illustraties, maar voorin vindt de lezer wel een aantrekkelijk getekende plattegrond van het deel van het dorp en de grens waar Arie woont. Vanaf ca. 10 jaar.