Deze debuutroman bestaat uit een vertelling met drie verhaallijnen. Het verhaal zelf speelt zich bijna geheel af in en rondom de sloppenwijken van Rio de Janeiro. Er is Anjo, de zwaar getraumatiseerde, als baby afgegeven en als seksslaaf doorverkochte jongen. Hij kan zijn slavenbestaan op de droge vlakte van Noord-Brazilië ontvluchten. Dan is er Lucy, een levenslustige tienerprostituee, die in de anarchistische jungle van de sloppenwijk woont en werkt. En ten slotte Elisabeth, de echtgenote van de hoofdcommissaris van politie van de stad. Het verhaal is voor een groot deel bedoeld om in gruwelijke en breed uitgewerkte detailbeschrijvingen te laten zien wat de rauwe werkelijkheid van de sloppenwijk is, hoe corrupt de politie te werk gaat en wat de gevolgen hiervan zijn voor de karakters. Geschreven in meervoudig perspectief is er van echte karakterontwikkeling nauwelijks sprake. Hierdoor komt de psychologische omslag, waar de roman naar toe werkt, ook als complete verrassing. De auteur (1976) won met dit boek de Hebban Debuutprijs 2017.