Dertig is hij en in Rome. Een zomer lang. In de zinderende hitte. Hij logeert tegenover het huis waar Goethe woonde. Hij slentert door de stad, bezoekt bezienswaardigheden, ontmoet mensen, gaat naar een geïmproviseerd congres, kijkt rond in een vluchtelingenkamp, denkt aan zijn overleden beste vriend en hun doldwaze escapades, probeert een Italiaanse te versieren, feest en host in een Romeinse ruïne. Antieke overblijfselen staan naast moderne gebouwen en machines. De tijden vervloeien en scheiden weer. Alles herhaalt zich, elk tijdvak opnieuw. Wat is nieuw, wat is oud, uniek, ontdekt. De gedachten, de associaties, de levensvragen die komen vanzelf. Bespiegelend, surrealistisch. Beschrijving en fantasie wisselen af, worden vervlochten. Associaties. Tegenovergestelden. Geschiedenis en historische personen tegenover het dagelijks leven van nu. Het dagelijks leven tegenover het hiernamaals en het godsbesef. De auteur (1988-) - filosoof, historicus en redacteur - brengt in deze fascinerende novelle de existentiële vragen van zijn, en elke andere, generatie samen in het symbolische Rome. Makkelijk en moeilijk: vlot en in moderne taal met dito onderwerpen, maar met lastige filosofische vraagstukken met snelle meerduidige overwegingen en academische woordenschat.