Deze meeslepende baksteen van een roman beschrijft de bewogen jaren van de Russische revolutie van 1916-1919. De inmiddels 32-jarige Marina kijkt terug op haar leven als jongvolwassene. Ze stamt uit een gegoede familie in Sint-Petersburg, uit een kring van kunstenaars, dichters en aristocraten. Die bevoorrechte wereld verandert snel. Marina belandt in een heel ander milieu: dat van arbeiders, bolsjewisten en armoede. Haar eerste liefde, de opportunistische Kolya, wisselt ze in voor de idealistische Genya, een bolsjewist, en daarmee komen honger en politieke discussies. Deze levendige, sfeervol beschreven geschiedenis verveelt geen moment ondanks de verwijzingen naar de politiek en de regelmatig voorkomende gedichten. Deze historische roman wijkt af van het overige werk van de auteur (1955), zoals ‘White Oleander’ (1999), alhoewel de moeder-dochterrelatie en het dichtersleven ook daar een rol spelen. Deze roman is de eerste van twee boeken.