Hoofdpersoon van deze novelle is pastoor Mos'en Mill'an. Hij denkt terug aan de boerenzoon Paco, die hij al vanaf diens geboorte kende, gedoopt had, zijn communie geleid, getrouwd en bovendien begraven had. Juist over het elven tot aan zijn dood van de jonge Paco gaat het verhaal. Paco vindt zijn dood aan het begin van de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939. Hij verzette zich tegen het feit van de onderdrukking en vluchtte met twee andere jonge mannen de heuvels en grotten in. De guardia civil zocht de mannen en kwamen de pastoor om hun verblijfplaats vragen. Deze vroeg eerst garanties aan hen, om de jongens vooral niet te doden. De goedgelovige pastoor kreeg die; hij begaf zich naar de schuilplaats van de mannen en overtuigde hen dat zij er levend uit zouden komen. Helaas hield de politie geen woord en werden de mannen gefusileerd. Het schuldgevoel van de pastoor over de dood van paco, die als een zoon voor hem was, is immens. Helder en eerlijk beeld van de elvensomstandigheden en achtergrond van de Spaanse Burgeroorlog. Auteur heeft deze oorlog zelf meegemaakt en kreeg in 1948 asiel in de Verenigde Staten.