Filosofische, prikkelende en urgente roman voor de beschouwende lezer over de dreiging van extreemrechts in de aanloop naar de Trumpverkiezing in 2016. De verteller, een New Yorkse schrijver en prille vader met een midlifecrisis en schrijfblokkade, accepteert een beurs voor drie maanden in het Deuter Centre aan de Berlijnse Wannsee om zijn boek af te maken over het ‘zelf’ in lyrische poëzie. Hij loopt al gauw tegen de regels van afgedwongen openheid van het instituut aan (privacy!), ontdekt geheime boodschappen in een gewelddadige politieserie, twijfelt en maakt wandelingen. Hij komt via de boodschappen op het paranoïde makend spoor van een dreigend-apocalyptisch-vernietigende kracht, vanaf de doodsdrift van de Duitse romantische dichters (talrijke verwijzingen naar Heinrich von Kleist),het boeiende Stasi-verhaal van zijn schoonmaakster, maar vooral door zijn bijna fatale drang om de Mephistopholes-achtige schrijver van de politieserie en diens nihilistische, extreemrechtse denkbeelden te stoppen. Een precies formulerende, actuele en verontrustende ideeënroman.