In 2004 is Alice, een Française van in de dertig, in Madrid om daar een schilderij van Zurbaran te restaureren. Wanneer zij op 11 maart met de trein naar haar werk gaat, ontploft er een bom in het station. Ze is niet lichamelijk gewond, maar ze durft niet meer te reizen, ze voelt zich schuldig omdat ze nog leeft, ze twijfelt aan haar relatie met Angel, de Colombiaanse chef-kok en de schilderijen van vrouwelijke heiligen, haar passie, kan ze niet meer zien. Omdat het verhaal begint met de aanslag, wordt de lezer meteen in het verhaal gezogen. In een bescheiden en sobere stijl schetst de schrijfster de lijdensweg van de restauratrice. De aanslagen krijgen een gezicht. Wat betekent het als iemand 'met de schrik vrij komt'? Door de intense beschrijvingen van de schilderijen maakt de lezer kennis met de religieuze Spaanse schilder Zurbaran en krijgt het verhaal een bijzondere en interessante dimensie. Weegt de schoonheid van de schilderijen op tegen de lelijkheid van het bestaan? Kan de kunst troost bieden? Tweede roman van de schrijfster, op de longlist voor Prix Fémina. Duidelijke druk.