De Britse auteur, die een lange lijst 'feel good' romans op haar naam heeft staan, neemt de lezer opnieuw mee naar Hull, waar eind 19e eeuw de industrie hoogtij viert. Vanuit de omliggende dorpen, waar ze vaak in armoede leven, trekken arbeiders naar de stad in de hoop op een beter leven. Ellen en haar gezin woont bij een grote boerderij, waar haar man goed werk heeft. Zij worden echter gedwongen ook naar Hull te verhuizen. Werk is er wel voor Harry, maar machinerie is wat anders dan een boerderij. Ze delen hun huis met meerdere bewoners waaronder Poolse (joodse) immigranten. In een uitgebreid verslag volgen we het wel en wee van het gezin. Vanuit de schrijnende omstandigheden is daar altijd weer het optimisme en de saamhorigheid van de bewoners van de wijk, dat uiteindelijk resulteert in een kleine woning voor henzelf en een bakkerij voor Ellen en haar vriendinnen. De eenvoudige verteltrant, doorspekt met dialect, is weliswaar beeldend en realistisch, doch gaat veel in herhaling. De dagelijkse bezigheden stromen over met 'tea and sympathy'.