De 31 mini verhaaltjes, de meeste beslaan niet meer dan twee pagina’s zijn verbonden door de inwoners en het decor van een niet nader genoemd voorstadje in Japan. De verteller, ik-persoon, begint elk verhaal rustig, in precies, zintuigelijk proza en weet in een paar zinnen een karakter neer te zetten. Op een vanzelfsprekende manier komen er onverwachte elementen tevoorschijn zoals een kind dat onder een laken bij een boom slaapt en in dertig jaar niet verandert of het vijftiende kind in een gezin dat door de ouders niet meer verzorgd kan worden en d.m.v. een loterij rouleert bij verschillende families, een oude man die twee schaduwen heeft: een rebelse en een volgzame. De auteur (1958) van twee andere romans weet elke keer een onverwachte wending te geven op het eind. Deze pareltjes waarin de verteller vaak op haar jeugd terugkijkt zijn een genot om te lezen en laten een ander beeld zien van de Japanse samenleving. Het aantrekkelijke kaft in zachte kleuren geeft heel mooi de surrealistische sfeer weer.