Het is 1943 als rechercheur August Schlegel naar Auschwitz gestuurd wordt om grootschalige corruptie te onderzoeken. Het gaat om het militaire garnizoen dat als een enorme zwarte markt fungeert. Er is aangifte gedaan door de Duitse post dat er goud gesmokkeld wordt vanuit het kamp. Schlegel en zijn SS collega Morgen worden uiterst onvriendelijk ontvangen door kampcommandant Höss en de tandarts die verdacht wordt, blijkt dood te zijn. Maar voordat ze terug gaan naar Berlijn worden ze door Höss teruggeroepen, want er is een lijk gevonden en Höss wil dat zij deze moord onderzoeken. In een beklemmende sfeer van oorlog en chaos probeert Schlegel zijn werk te doen en hem wordt langzamerhand duidelijk wat Auschwitz werkelijk is en gaat hij zich afvragen of hij aan de corruptie kan ontsnappen. Voor morele dilemma's is weinig of geen plaats. De schrijver schept een zeldzaam realistisch beeld van een land waar voor normale mensen geen plaats is, maar wel voor de absurde hobby's van de kampleiding die er goed in slagen buiten de gruwelijke werkelijkheid te leven. Een razend knappe roman.