In Londen omstreeks 1900 trouwt Kitty, upper middle class, beeldschoon, met Walter, onaanzienlijk bacterioloog voor de overheid in HongKong, als noodsprong. Kitty is gauw uitgekeken op Walter en verwerft een knappe minnaar, Charlie. Scheiden kan niet zonder sociale ondergang. In de provincie woedt een cholera-epidemie en Walter gaat erheen; Kitty moet mee. Een (zelf)moord project? Kitty raakt betrokken in het werk van Karmelietessen en leert van alles: over zichzelf, de mannen, toewijding, armoede, natuur en koloniale kortzichtigheid. Walter sterft, Kitty is zwanger, maar van wie? Terug in HongKong ziet zij haar vroegere minnaar en diens vrouw met andere ogen, maar de obsessie, en de liefde, voor Charlie zijn niet weg. Inmiddels is in Londen haar moeder overleden. Nu gaat ze met haar vader, rechter, opnieuw beginnen op de Bermuda's, en is haar blik niet meer 'versluierd'. Vlotte vertelling over psychologische en sociale complicaties van een onnatuurlijk koloniaal leven; heruitgave van 1925. Film 2006 van J. Curran, boek is rijker en realistischer en zonder de terugblik van Kitty en haar kind later. Eenvoudiger dan Couperus' Stille kracht, met vergelijkbare fascinatie voor verschillen Oost-West, m/v, rijk-arm.