De ik-vertelster verhaalt in acht hoofdstukken over haar jeugd op het Duitse Waddeneiland Sylt. Daar hadden haar ouders een bontzaak waarvan Duitse industriëlen, politici, en figuren uit de showbizz de clientèle vormden. Deze met naam en toenaam genoemde bezoekers van Sylt figureren naast markante eilanders in de kleurrijke vertellingen van het boek, die spelen in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw. De in die jaren almaar groeiende stroom toeristen naar het eiland bracht welstand, maar had ook een keerzijde: het aangenaam landelijke karakter van Sylt verdween. Zijn de hoofdstukken met nostalgische eilandverhalen vol folklore onderhoudend, anders van aard en toon zijn de proloog en de epiloog, waarin de zorg om en kritiek op ontwikkelingen op Sylt centraal staan. In dit debuut van de in 1963 op Sylt geboren journaliste is het romankarakter, d.w.z. het fictionele, ondergeschikt aan haar herinneringen, familiegeschiedenis, couleur locale en kritische beschouwing. Haar verdediging van bont(-handel) is niet overtuigend en alleen vanuit haar loyaliteit met haar familie te begrijpen.