In januari 1944 komt de Nederlandse joodse studente medicijnen Hanna Beer met haar moeder aan in concentratiekamp Auschwitz. In 8 episodes van 2-5 pagina's beschrijft ze bijzondere, soms toevallige ontmoetingen die haar het leven hebben gered. Zo zegt haar moeder haar bij aankomst in een bepaalde rij te blijven staan, waardoor ze niet wordt vergast. Op aanraden van een Poolse gevangene zegt ze dat ze arts is, hoewel ze nog niet is afgestudeerd, omdat er een artsentekort is. Door vriendschappen met vrouwen en toevallige ontmoetingen houdt ze de wil om te leven. Later wordt ze overgebracht naar kamp Groß-Rosen, waar ze bevriend raakt met collega Anna en de bevrijding meemaakt. Dit boek werd in 1995 in eigen beheer in 200 exemplaren uitgegeven*. Het valt op en verdient aandacht door de warme, positieve toon en toch ook sobere beschrijving van zeer bepalende ontmoetingen die niet alleen een belangrijk lichtpunt waren, maar ook nog enige zin gaven aan het bijna allesvernietigende kampleven. Zeer de moeite waard. *niet aangeboden op a.i.