In deze ‘Autotopografische bloemlezing’ (mooie vondst!) presenteert Anton Korteweg (Zevenberg, 1944), al zo’n halve eeuw dichter en van 1979 tot 2009 directeur van het Letterkundig Museum, 75 gedichten ‘waarin plaatsen die de dichter blijven aankleven een rol spelen’. De gedichten, afkomstig uit Kortewegs verzamelbundel (2015) en zijn tot heden laatste bundel (2017), zijn onderverdeeld in drie afdelingen. Uit afdeling 1, 'Ik ben er, toen en nu, een erg ver ding', uit het gedicht 'Thuis': ‘Vroeger: alles was beter. Wij jong, een / dorp was een dorp, een agrariër boer, / dokter notabel, Gods Woord nog een steen / op de maag of een lamp voor de voet’ (Zevenbergen, jaren vijftig - jaren zeventig). Uit afdeling 2, 'Stalde mijn fiets, kon er weer even tegen', uit het gedicht ' Naar Schouwen': ‘Boven een fietsende knie / liftte vanaf Kortgene / een lieveheersbeestje mee’ (Zeelandbrug, zomer 2006). Uit afdeling 3, 'De achterbank van schoolreisjes is onbereikbaar', uit het gedicht 'De laatste jaren van Rudi': ‘We kwamen in zijn kabouterhuis / aan de ronde keukentafel / regelmatig tot goede gezwijgen’ (Glimmen (Haren), Oude Boerenweg 13, winter 2011). Zeer geslaagde en toegankelijke bundel.
Ongewijzigde herdruk.