Couperus maakte in 1922 in opdracht van Van Oss, hoofdredacteur van 'Haagsche Post', met zijn vrouw Elisabeth Baud een reis van zes maanden in Japan en schreef er 32 brieven over, die als feuilleton in zijn krant verschenen onder de titel 'Met Louis Couperus in Japan'. Uit de ook nu nog zeer lezenswaardige brieven blijkt dat de toen 60-jarige en alom geroemde schrijver een wat naïef beeld van Japan had, als een wat 'verwende' toerist in grote stijl reisde, er toeristische hoogtepunten bezocht (o.a. het Nijopaleis in Kyoto en het Okuramuseum in Tokyo), teleurgesteld was door het gemis van verfijnde eigen, Oosterse kunst, zich ergerde aan materialisme en imitatie van het westen, geïntrigeerd was door boeddhistische legenden en gebukt ging onder persoonlijke sores: Couperus was zeven weken doodziek, zweefde op het randje van de dood en werd broodmager. (Nog geen jaar later, op 16 juli 1923, stierf hij.) Desondanks schreef de volgens Van Dis 'geniale zeurpiet' plichtsgetrouw en nauwgezet verder en leverde hij volgens Van Oss zulke 'prachtbrieven' af dat hij ze in boekvorm uitgaf.