De bijen op de kaft van het boek sluiten aan bij de inleiding over de natuur. De honingbij is een van de wonderen in deze natuur. Aanvankelijk geeft de auteur ruimte aan verschillende visies. Zo presenteert hij naast de evolutietheorie de schepping uit de Bijbel. De laatste kent morele wezens terwijl de natuur volgens de auteur amoreel is. De auteur doet na dit begin een dringend beroep op de moraal van de mens: geen fossiele brandstoffen verbranden. Het boek is heel sterk gericht op de energiebehoefte van de moderne mens. De zon is de oplossing voor die behoefte. Maar ietwat tegenstrijdig: de biomassa die groeit dankzij de zon mag niet worden gebruikt voor energie. Veehouderij is ook uit den boze. Koeien produceren methaan en de teelt van voedselgewassen is veel efficiënter. De auteur gaat mee in onze tijdgeest, maar het is kort door de bocht. Ook het door de auteur bejubelde regenwoud produceert methaan en er zijn grote gebieden waar akkerbouw niet mogelijk is, maar veehouderij wel. Ook bij het voorstel om de woestijnen vol te zetten met zonnepanelen kun je vraagtekens zetten. Met een korte literatuurlijst. Pocketuitgave; ruime bladspiegel.