De panoramisch-kaleidoscopische en semi-autobiografische roman van de Duits-Argentijnse schrijfster (1972, Buenos Aires) speelt in Ballester, nu een buitenwijk van Buenos Aires, in 1974-1975, dus tijdens de politiek onrustige periode tussen het Peronisme en de militaire dictatuur. Als verbindende figuur van de in verschillende vooral sociale en politieke bewegingen spelende roman dient een fluorescerend plastic madonnabeeld dat in deel 1 door de 12-jarige Teresa, scholiere op een kloosterinternaat, als eigenzinnige en magische vorm van bevrijdigingstheologie wekelijks langs de deuren wordt gedragen. Hierdoor leren we mensen van allerlei slag in de wijk leren kennen, zoals in het meest geslaagde deel 2 de met utopiekoorts bevangen automonteurs van garage 'Autopia'. Naast de spiritistische queeste in deel 3, de metafictionele epiloog, de nogal compacte taal en de vele personen en vertakkingen, zijn het vooral de woordspelletjes en de cijfersymboliek (tot en met de hoofdstukindeling) die een duidelijke ode vormen aan haar collega-landgenoten Julio Cortázar en Jorge-Luis Borges. Behaalde de Shortlist Deutscher Buchpreis.