Roman, oorspronkelijk geschreven in 1937, toen de middernachtelijke duisternis van het nationaalsocialisme over Duitsland gevallen was. In eenvoudige, rake, indrukwekkende taal en beklemmende scènes beschrijft de beroemde schrijfster Irmgard Keun (1905-1982), wiens eigen werk in 1933/1934 verboden werd, de kleine en grote, soms lachwekkende, maar altijd angstaanjagende situaties in het dagelijks leven die ontstonden door de macht van omhooggevallen ambtenaren en het verraad van haatdragende buren en kennissen. Gewone mensen wisten eigenlijk niet meer wat ze moesten zeggen en doen en kwamen volledig onschuldig in de problemen. De taal is eenvoudig en een genoegen om te lezen, maar de soms lange monologen zijn niet altijd makkelijk te volgen; wrange humor ligt voortdurend onder de oppervlakte. Duidelijke druk.