Maria is een alleenstaande moeder met twee kinderen. Ze woont in de grote stad en heeft een reclamebureau. Wanneer zij eindelijk met haar kinderen een weekend op stap is, komt er een telefoontje van haar moeder, dat haar vader in het ziekenhuis is opgenomen en of ze zo snel mogelijk naar huis wil komen. Haar ouders en oma wonen nog in de oude, afgelegen boerderij. Oma heeft dementie en is alleen rustig als zij appels kan schillen. Ook de dieren moeten verzorgd worden. Maria kan niet anders dan helpen, ze is verrassend snel weer gewend aan het ritme van de boerderij. In afwisselende hoofdstukken lezen we over het leven nu en het leven vroeger. De eenzaamheid van Maria omdat ze ver weg woonde van school, omdat ze wel heel goed kon leren, maar nooit op vakantie kon en er thuis altijd werk was. Ook de relatie met haar broer is verstoord na haar verhuizen naar de stad. In deze onrustige zomer gebeurt er van alles met alle gezinsleden. De schrijfster toont in dit debuut met enige nostalgie en met humor het boerenleven van vroeger, waarbij zeker verhalen uit haar jeugd zijn opgenomen.