Umberto Eco, Helene Nolthenius en Ellis Peters begonnen alle drie in dezelfde periode, dat is de tweede helft van de jaren zeventig, te schrijven over een kloosterbroeder als speurder in een middeleeuws detectiveverhaal. Nolthenius' Italiaanse minderbroeder Lapo Mosca, met zijn verleden als speelman, was in twee boeken de veertiende-eeuwse hoofdfiguur (Geen been om op te staan; Als de wolf de wolf vreet...). In het eerste moet hij voor zijn klooster een relikwie bemachtigen waarbij hij ook te maken krijgt met een moord, in het tweede onderzoekt hij spokerijen in een dorpje, waarbij doden vallen. Het eerste verhaal werd in de kritiek universeel geprezen; het tweede is moeizamer geconstrueerd. Dit dubbeldeel is als geheel echter zeker lezenswaardig. Paperback, kleine druk.