Hoe zou het zijn, als er een proefruimte was, waar je je toekomstige leven zou kunnen proberen? Hoe zou je leven verlopen zijn, als je ooit een andere keuze had gemaakt? Het is 1994. Heidelberg. Drie vrienden, 14 jaar, filosoferen tijdens een mooie zomerdag over deze voorstelling. Ze vertellen elkaar vakantieverhalen, maar wat doe je als jouw moeder daar geen geld voor heeft? Dan verzin je een vakantie in Helgoland. In twaalf verhalen, die bij nader inzien meer met elkaar te maken hebben dan gedacht, vertelt de auteur over gewone levens van gewone mensen. Over de Turkse vrouw, poetshulp in Wenen bij 14 gezinnen die ineens beseft, dat zij geen tijd heeft om te lezen. Over de vader, die bij het memory-spel met zijn zoon telkens verliest en dat niet kan uitstaan. En over de weduwe uit de titel van het boek, die vaak naar het graf van haar man gaat en zich afvraagt, of de gieter met de tuit naar voren moet staan. Na enkele kinderboeken, twee romans schreef de uit Bosnië gevluchte auteur deze verhalen, soms ironisch, vaak grappig met speelse dialogen en mooie woordspelingen.