Brokken put bij het schrijven van zijn romans nogal eens uit zijn eigen verleden, zoals in zijn belangrijke roman 'De blinde passagiers' (1995). In dit boek keert hij terug naar zijn jeugd en doet daarvan verslag. Zijn jeugdherinneringen plaatst hij tegen de achtergrond van belangrijke gebeurtenissen en maatschappelijke ontwikkelingen in het Nederland van de tweede helft van de twintigste eeuw: de watersnood, de ontzuiling en ontkerstening, de dekolonisatie, de studentenrevolte van de jaren zestig en de invloed van het maoïstische en marxistische gedachtegoed op de jonge intellectuelen van destijds. Geen verheerlijking van het verleden, wel een zakelijke en soms mild-kritische toon. Zeer herkenbaar beschrijft Brokken (1949) de godsdienstige verhoudingen in Rhoon, waar zijn vader predikant was, de spanningen tussen de verschillende sociale klassen, en de maatschappelijke veranderingen die plaats vonden onder invloed van de Rotterdamse expansiedrift. Deze autobiografische roman, met een ontroerend portret van zijn vader, is vooral een zoektocht geworden naar de drijfveren van mensen.