De Franse schrijver (1948) is emeritus-hoogleraar moderne literatuur. Naast essays, publiceert hij romans waarin hij ook ervaringen verwerkt, opgedaan als jonge, activistische wereldverbeteraar. Sandor, hoofdpersoon-verteller in deze roman, heeft een volwassen zoon met Asperger syndroom, terwijl bij dochter Constance rond haar twintigste schizofrenie is gediagnosticeerd. Die situatie en het plotselinge verlies van zijn beide ouders, bezorgt Sandor een burn-out. Tijdens lange dwaaltochten door zijn stad Lyon maakt hij opvallend gemakkelijk contact met zwervers die uiteenlopende tics vertonen. Geïntrigeerd door de vraag of in deze overgenormeerde maatschappij de grens tussen 'normaal' en 'gek' niet te rigoureus is, en vooral ook gedreven door de wil om Constance te helpen, stort hij zich op wetenschappelijke en literaire werken over geestesziekten. Voordat hij totaal vastloopt, neemt hij een besluit met zicht op redding. De gevoelige, empathische hoofdpersoon benadert zijn sombere onderwerp met een levendige nieuwsgierigheid en beperkt zich, bij wat hij erover vertelt, tot de essentie.