Twee sjofele oude mannen, misschien zelfs een stel, zwerven door een naamloze stad, onmiskenbaar Dublin, en doen herhaalde pogingen die te verlaten, wat vaak niet lukt, en als het lukt, gaan ze gauw terug. De reis doet er niet toe, het gaat om hun gekibbel en gesprekken over de bedoeling van hun reis (vaag), hun doelen (onduidelijk) en over het leven in het algemeen, en hun ontmoetingen op straat en in de kroeg, misgelopen afspraken en hoe ze van elkaar af zouden kunnen komen. Er komt allemaal niks van. Veel prachtig slap Iers geklets over het weer, regenjassen en fietsen. Lijkt veel op Becketts bekendste stuk 'Wachten op Godot' (uit 1952), maar is ver daarvoor al geschreven (in 1946, maar pas uitgegeven in 1970). Qua thematiek nauw verwant aan 'Dubliners' van James Joyce - met als centraal thema de verlamming van de Ieren - en aan werk van Flann O'Brien. Een meesterwerkje. Mooi vertaald, voor Samuel Beckett (1906-1989, Nobelprijs 1969) heel toegankelijk en licht. Wel voor liefhebbers, die houden van vrolijk nihilisme. Soms wat grof taalgebruik.